We trainen volgens de souplessemethode: met minder inspanning sneller
lopen. Dat klinkt te mooi om waar te zijn, maar vele nationale toppers hebben
laten zien dat het mogelijk is.
In de praktijk betekent dit dat wanneer er bijvoorbeeld een
intervaltraining op het programma staat, de versnellingen niet zo hard mogen
dat er verzuring in de spieren optreedt. Wanneer spiervezels verzuren en niet
voldoende herstel krijgen, zullen ze in functie achteruitgaan. Daarnaast is het
zo dat trainingsarbeid met een snelheid onder en tot vlak onder de anaërobe
drempelsnelheid (dus het moment waarop je verzuurt) het meest effectief is om
deze drempel te verhogen.
De pauzes die horen bij deze manier van intervaltraining zijn over het
algemeen langer dan men gewend is. Ook wordt er tijdens deze pauzes aan het
begin en eind heel kort gewandeld. Deze wandelpauzes werken prestatieverhogend
omdat de spieren ontspannen aan de volgende interval beginnen wat de coördinatie
en de loopeconomie verbetert.
De snelheid van de te lopen versnellingen van deze intervaltraining gelopen
is gerelateerd aan de actuele 10 km tijd van de loper. De afstanden van de
intervaltrainingen: 200 m – 400 m – 1000 m en 2000 m.
Duurlopen gaan in de vorm van wisselduurlopen. Het basistempo van deze
wisselduurlopen is 7-9 minuten langzamer dan de actuele 10 km tijd, wat in de
regel neerkomt op een snelheid in D2. Elke 6 tot 8 minuten is er een
versnelling van 30 tot 60 sec in D3. Wisselduurlopen langer dan 15 km gaan in
D1 en de versnellingen in D2.
De omvang van de trainingen hangt af van de wedstrijd/prestatieloop waarvoor
getraind wordt.
Uiteraard is er altijd een warming up en cooling en…… heel veel plezier
onderling!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten